Een fata morgana verschijnt voor de zwartgeblakerde ogen van Ducos. Daar, tussen het gebergte van Abol en Iskandar, trotseert de karavaan der ontheemden het verdorde niemandsland. Zij die de passage wagen komt rijkdom tegemoet. Zij die de passage lichtzinnig opvatten, wacht enkel de stille dood. Ducos drinkt wat terwijl hij de vlaktenavigator Nikos maant om hun positie te bepalen. "We zouden al halverwege de passage moeten zijn, Nikos."
Nikos reist al jaren mee in de karavaan. Hij kent het land goed, want ook zijn ouders waren navigators. De kennis over de vlakte wordt van generatie op generatie doorgegeven. En de vlaktenavigators staan hoog in aanzien onder de ontheemden. Hij heeft rossig haar en een gladgeschoren gezicht, gehuld in linnen ter bescherming tegen het medogenloze zand.
Nikos veegt het stof uit zijn ogen.
"Navigeren is een dans, Ducos."
"We lopen achter op schema en bovendien raken onze voorraden sneller uitgeput dan verwacht, hoe lang verwacht je nog te dansen, Nikos?"
Ducos zet zijn kameel aan tot een korte draf en wijst naar de lege proviandtassen.
Nikos staart richting de horizon. "We zouden Nicae al achter ons moeten hebben gelaten, maar ik herken de wind niet. Bovendien heb ik een sterrennacht nodig voor de sextant. In deze omstandigheden ben ik blind."
"Laten we kamp maken," vervolgt Nikos. "Ik geloof daar de Piek van Lukai te zien. Daar ligt verborgen voorraad voor wanhopige navigators."
"Verborgen verraad, bedoel je" sneert Ducos.
Dan zucht hij. "Vooruit. Kamp bij Lukai."
Tegen midden-dag hobbelt de karavaan in versnelde draf over de vlakte. De zon staat hoog en de lucht voelt ijl van de hitte. De dorst slaat toe en de dieren smachten naar schaduw. Nikos voorop, zijn ogen op de verre piek gericht.
De piek van Lukai doemt traag op uit het stof. Een uit steen gehouwen monoliet. Dragend de littekens van de oosterwind en haar ruige zand.
De karavaan komt tot stilstand aan de voet van de piek. De kwartiermeester doet zijn ronde, telt de vijftien koppen en houdt zijn vuist hoog boven het hoofd om het 'compleet!'-signaal af te geven aan Ducos de caravaanleider.
De karavaansploeg zingt terwijl ze het kamp opzetten:
De ruggen gebogen als bogen,
de kamelen in stilte getraind.
Het waar rust zwaar in de tassen,
tot zelfs onze schaduwen kreunen van pijn
De ploeg organiseert zichzelf onder leiding van de kwartiermeester als een goed geoliede machine. Er moet snel gewerkt worden, want op de vlakte is elk moment zonder onderdak een risico.
"Kamelen vast! Touwen strak!" brult de kwartiermeester.
Terwijl de kamelenrijders stilmondig en mopperend de dieren aanlijnen verzamelen de handelaars zich om het depot om met elkaar in gesprek te gaan over wat te doen met het geld dat ze aan deze reis verdienen, het appreciëren van hun waar en de inventaris door te nemen.
"Waar blijven de torens? Versperringen?! Ruiters, aandacht!" De kwartiermeester roept orders rond en houdt de karavaansploeg strak in het gareel, waarop de ruiters aandraven met versgekapt hout ter omheining van het kamp.
Een aantal ruiters draven met materialen over en weer door het kamp, het stof waait in Ducos' gebruinde gezicht. Hij veegt wat stof uit zijn ogen en zoekt Nikos op om alvast het plan voor de volgende morgen door te spreken.
"Hijsen, hijs, hijs!" klinkt er in unisono, terwijl de piekeniers en schutters de ter plekke getimmerde wachttorens de hoogte in sturen. Hun lichte maliën glimmen in de hete zon die een mirage bakt over de uitgestrekte vlakte van Poron.
Twintig kisten met koopwaar en proviand liggen in depot terwijl de koopmannen het waar inspecteren. "Weer een kapotte fles lampenolie!" moppert er een terwijl die een gebaar maakt dat kruidnagels voorstelt. "Geef jij het deze keer door aan Ducos? Ik heb de vorige keer al de schuld op me genomen."
"Blijf uit de buurt van het depot met dat beest!" roept de kwartiermeester plots.
Een ruiter snelt langs de koopmannen waarbij het paard een stap in de al gebroken karaf zet.
"Probleem opgelost!" roept een van de koopmannen terwijl hij de ander tegen de rug slaat.
Tussen al dit lawaai loopt Ducos in eigen gedachten verzonken. Zijn zware manteljas over zijn schouders geworpen. Hij pikt een scherf van de gebroken oliekaraf op en werpt hem vriendelijk terug naar een van de koopmannen.
"Scherven brengen ongeluk!" roept Ducos hem na.
Nikos zit gebukt in een overdekte hoek van het kamp, zijn sextant naar de hemel gericht. "Ik heb sterren nodig, geen hellevuur, verdomme!" De frustratie doet zijn stem kraken.
"Nikos, houd je taai! We wachten de nacht af, rust uit alstjeblieft."
"Hoe lang maken we deze oversteek nu al, Ducos."
"Zo lang als ik me kan herinneren, Nikos, maar ik heb een slecht geheugen" antwoord Ducos terwijl hij met zijn knokkels op zijn voorhoofd klopt, bij wijze van het aantonen van een holte aldaar.
"Hoezo?" Vraagt Ducos.
Nikos staart naar de horizon.
"De wind waait anders."
De machine komt tot stilstand, het kamp opgebouwd. Het vuur brand luidruchtig als de wind. De een zoekt verkoeling terwijl de ander de wacht houdt. Kruisbogen staan gespannen naar de horizon gericht. Pieken van lang staal versperren de toegang tot het kamp.
Voor één nacht is de woestijn een stad.
Nikos werpt een dennenappel in de roodhete kolen van het kampvuur, waarna het knettert en een aangename geur opstijgt. "Net als vroeger met mijn moeder. Op kamp aan de randen van Abol." zegt Nikos zacht zonder iemand in het bijzonder te adresseren.
De sfeer leeft op terwijl de karavaansploeg bijkomt van de zware tocht. Een paar zingen een lied, een ander lacht hard om een verhaal van vroeger. Nikos blijft stil. Turend naar de horizon, wachtend op de sterren. Ducos staart naar zijn kaarten en planning.
"Hoe zou het nu in Nicae zijn?" vraagt iemand terwijl die wat futloos naar het vuur staart.
"Kan mij het schelen, niet mijn stad en niet mijn heer."
"Die verwende stedelingen hebben dit over zichzelf uitgeroepen, wie een heel leven opgesloten zit zal vanzelf de kooi gaan missen!"
Een van de koopmannen breekt in. Over een voorwerp dat hij niet in de inventaris kan terugvinden. Een kort zwaard, met inscripties in het lemmet. Hij houdt het boven zijn hoofd zodat er wat van het dimme maanlicht op valt.
"Ziet er duur uit, Ducos," lacht de koopman. "Aardig smokkelwaar."
"Geen smokkelwaar. Legaal. Van een nobelman, dus ik zou er maar vanaf blijven." Antwoord Ducos zonder er veel moeite in te steken.
"Sinds wanneer ga jij in zee met de noblesse?"
Ducos neemt het zwaard en wikkelt de lederen bescherming eromheen.
"Vanaf het moment dat ze hun geld laten zien." Antwoord Ducos terwijl hij het zwaard wegstopt.
Hij steekt zijn hand uit richting Nikos.
"Deze keer is het niet als toen we voor de Archon werkten. Dit is een heer die ik vertrouw."
"De sterren beginnen al hun licht op ons te werpen Nikos, ben je klaar?"
Nikos knikt, neemt de hand van Ducos en trekt zich staande.
"Wie was die heer eigenlijk?" Nikos loopt langzaam richting de omheining.
"Geen idee. Hij zag er voor mij onbekend uit."
"Je weet wat voor indruk je slaat?"
"Jij had die kruidnagels moeten zien, Nikos."
"En de juiste route uit deze verdoemde woestenij."
Nikos zwijgt.
"Ik zag een sterrengroep die ik herken uit mijn kindertijd. Die zal ons de weg wijzen."
"Bedankt Nikos."
Het kampvuur laait op en verlengt de schaduwen van de karavaansploeg dat zich om het hete vuur heeft verzameld. Ze delen hun verhalen over heldendaden, of lachen elkaar uit om gevallen van dwaasheid. De ploeg heeft veel meegemaakt, samen op de vlakte.